Vanaf 2021 wordt de bijtelling gewijzigd indien u meer dan 1 auto ter beschikking stelt aan een werknemer. Stelt u een werknemer gelijktijdig 2 of meer auto’s ter beschikking? Dan moet u het privégebruik per auto beoordelen. De bijtelling privégebruik auto past u toe voor elke auto waarmee de werknemer op kalenderjaarbasis meer dan 500 privékilometers rijdt. Als uw werknemer met geen enkele auto op kalenderjaarbasis meer dan 500 privékilometers rijdt, hoeft u niets bij te tellen.
Voorbeeld
U stelt een werknemer 2 auto’s gelijktijdig ter beschikking. De werknemer rijdt met auto 1 op jaarbasis meer dan 500 privékilometers. De werknemer kan aantonen dat hij auto 2 niet privé gebruikt. In dat geval moet u alleen voor auto 1 bijtellen.
Redelijke toepassing van deze regels betekent dat de bijtelling privégebruik auto bij meerdere ter beschikking gestelde auto’s beperkt kan blijven tot 1 auto als de werknemer alleenstaand is of als in zijn gezin 1 persoon een rijbewijs heeft. U houdt alleen rekening met de auto met de hoogste bijtelling. Als in het gezin van de werknemer 2 personen een rijbewijs hebben, berekent u de bijtelling over 2 auto’s. U houdt alleen rekening met de 2 auto’s met de hoogste bijtelling.
Als de Belastingdienst vaststelt dat u toch over meer dan 1 of meer dan 2 auto’s moet bijtellen, dan moet de Belastingdienst aantonen waarom. Bij het vaststellen houden zij rekening met eigen auto’s van de werknemer, die voor privégebruik net zo geschikt zijn als 1 van de ter beschikking gestelde auto’s.
Heeft u vragen? Neem dan contact met ons op voor aanvullende informatie.
Bron: Belastingdienst Handboek Loonheffingen 2021