Wanneer iemand het familiebedrijf wil overdragen aan de volgende generatie komen er verschillende zaken bij kijken, die geregeld moeten worden. Één daarvan is de fiscale planning van de overdracht. Bij bedrijfsopvolging kan onder bepaalde omstandigheden gebruik worden gemaakt van gunstige fiscale regelingen. In dit artikel wordt uiteengezet wat deze regelingen inhouden en onder welke voorwaarden er gebruik van gemaakt kan worden.
Het doel van de regelingen
In Nederland bestaat ongeveer 70% van de bedrijven uit familievennootschappen. Dit betekent dat familiebedrijven voor veel werkgelegenheid en een verhoging van het Bruto Nationaal Product (BNP) zorgen. Samenvattend zijn familiebedrijven een belangrijke motor voor de Nederlandse economie. Om deze reden zijn de bedrijfsopvolgingsregelingen in het leven geroepen. De bedrijfsopvolgingsregelingen (BOR) zijn vastgelegd in de Successiewet 1956 en de Wet Inkomstenbelasting 2001. Door deze regelingen kan er met minimale fiscale belemmeringen een bedrijf worden overgedragen. Het oorspronkelijke doel van de regelingen is dan ook voorkomen dat door bedrijfsopvolging de continuïteit van de onderneming gevaar loopt. Zonder de fiscaliteiten omtrent bedrijfsopvolging zou er bij het overdragen van een bedrijf een afrekening bij de fiscus plaatsvinden. Op dit moment betalen kinderen die het familiebedrijf van hun ouders voortzetten ongeveer 3,4% belasting wanneer ze het via schenking of erving verkrijgen. Zonder deze regelingen dient er ongeveer 41,5% belasting te worden betaald.
Wat houden de bedrijfsopvolgingsregelingen in?
De regeling in de Successiewet 1956
In beginsel dient een ondernemer, wanneer hij/zij een onderneming erft of geschonken krijgt, over de waarde van de onderneming erf- of schenkbelasting betalen. Wanneer ervoor wordt gekozen om de onderneming voort te zetten, kan de ondernemer gebruikmaken van de BOR in de Successiewet. Dit houdt kort gezegd in dat het bij vererving of schenking verkregen ondernemingsvermogen voor 100% voorwaardelijk is vrijgesteld tot € 1.119.845 (2021) en het surplus voor 83%. Op deze manier is er dus sprake van directe belastingbesparing. Bij het bepalen van de ondernemingswaarde kan worden gekeken naar de goingconcernwaarde of de liquidatiewaarde. De goingconcernwaarde is de waarde van het ondernemingsvermogen als geheel. Hier valt ook goodwill onder. De liquidatiewaarde is de waarde van alle afzonderlijk gewaardeerde bedrijfsmiddelen. Bij het toepassen van de BOR op de erf- of schenkbelasting dient de hoogste waarde van deze twee in acht te worden genomen.
De regeling in de Wet Inkomstenbelasting 2001
De Wet Inkomstenbelasting 2001 is een regeling die de overgang van een onderneming door erfrecht of door een schenking regelt. De faciliteit die is vastgesteld in de Wet Inkomstenbelasting is feitelijk een doorschuifregeling. Wanneer (aanmerkelijk belang)aandelen doorgaans worden overgedragen, dient er afgerekend te worden over de waardestijging van de aandelen in de inkomstenbelasting (Box 2). Wanneer aan bepaalde voorwaarden wordt voldaan, neemt de overnemende aandeelhouder de belastingclaim over. Het is dus in feite een uitstel van inkomstenbelastingheffing.
Wat zijn de voorwaarden voor gebruik van de opvolgingsregelingen?
De regeling in de Successiewet 1956
- Het moet gaan om een lopende onderneming. Dit betekent dat er daadwerkelijk ondernemingsactiviteiten in de onderneming moeten plaatsvinden.
- Bij het verkrijgen van de onderneming door een schenking moet de schenker minimaal 5 jaar eigenaar van de onderneming zijn geweest. Bij het verkrijgen van de onderneming door een erfenis moet de overledene minimaal 1 jaar eigenaar van de onderneming zijn geweest.
- De personen die de onderneming krijgen moeten deze minimaal 5 jaar voortzetten. Wanneer dit niet gebeurt, dient er aangifte te worden gedaan en berekent de Belastingdienst opnieuw de erf- of schenkbelasting.
De regeling in de Wet Inkomstenbelasting 2001
- Er moet sprake zijn van ondernemingsvermogen. Dat is het vermogen van de onderneming dat wordt gebruikt voor de uitoefening van het bedrijf.
- De onderneming moet een onderneming zijn in de zin van de Wet Inkomstenbelasting 2001.
- De regeling is alleen van toepassing indien de waarde van de aandelen kan worden toegerekend aan het zogenoemde ‘ondernemingsvermogen’. Dit is het vermogen van het bedrijf dat wordt gebruikt voor de bedrijfsuitoefening. In dit kader valt te denken aan machines, gebouwen en voorraden.
- Voor schenkingen geldt een aanvullende vereiste dat de verkrijger minimaal 3 jaar werknemer is geweest binnen de onderneming.
Ontwikkelingen
Ambtenaren van financiën hebben vorig jaar in het kader van bovenstaande regelingen gesproken over een ‘cadeau-effect’. Ze zijn van mening dat een groot deel van de fiscale faciliteiten overbodig zijn om de continuering van familiebedrijven te waarborgen. Uit onderzoek van KPMG in samenwerking met FBNed blijkt dat de mogelijke veranderingen de liquiditeit en solvabiliteit van familiebedrijven toch flink zouden kunnen beïnvloeden. Of de huidige regelingen nog lang in stand blijven, is dus nog de vraag.
Heeft u vragen? Neem contact met ons op voor aanvullende informatie.
Bron: Accountancy Vanmorgen